Steun ons werk
Decorative header background

Obsessieve Compulsieve Stoornis (OCS)

Onze gedachten zijn vaak mysterieus voor ons. Je weet waarschijnlijk niet waarom je plotseling aan een olifant denkt terwijl je in de file staat of aan ‘Pretty Woman’ terwijl je boodschappen doet. Toch hebben we meestal het gevoel dat we onze gedachten onder controle hebben. Zelfs met af en toe een onverwachte gedachte, gaat het leven gewoon door.

Dit is echter niet zo voor mensen met een obsessieve compulsieve stoornis, of OCS. Zij ervaren terugkerende obsessies of dwanghandelingen die zorgen voor onrust en angst. Obsessies zijn opdringerige gedachten of zorgen waarvan de persoon met OCS vaak weet dat ze overdreven of irrationeel zijn, maar ze toch ervaart. Dwanghandelingen zijn rituelen die de persoon gedwongen voelt uit te voeren, vaak om de door de obsessies veroorzaakte onrust of angst te verlichten. Je denkt bijvoorbeeld continue dat je besmet raakt door vuil. Een dwanghandeling, zoals jezelf voortdurend wassen, geeft even verlichting. Als psychiatrische stoornis wordt OCS alleen gediagnosticeerd als obsessies en dwanghandelingen van een persoon zijn of haar dagelijks leven wezenlijk verstoren.

Voorkomen

In Nederland lijdt ongeveer 1- 3% van de bevolking aan een dwangstoornis. Het komt even vaak voor bij vrouwen en mannen. De eerste symptomen openbaren zich vaak al op jonge leeftijd en worden meestal het duidelijkst zichtbaar tussen het 20e en 25e levensjaar (bron: Lentis).

Symptomen

Populaire voorbeelden van OCS-gedrag zijn vaak extravagant of bizar. Hoewel mensen met OCS inderdaad de behoefte kunnen voelen om rituelen een bepaald aantal keren uit te voeren om hun obsessies te verlichten, zijn OCS-rituelen vaak alledaagse gedragingen die dwangmatig worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld, iemand met OCD en een obsessieve angst voor ziektekiemen kan zijn handen zo vaak wassen dat zijn huid beschadigd raakt.

Sommige mensen met OCS hebben rituelen die moeilijk te zien zijn of grotendeels intern zijn. Deze vorm van OCS wordt primaire OCS genoemd. Hoewel het ontbreken van zichtbare rituelen primaire OCS minder ernstig doet lijken, is het vaak een van de meest belemmerende vormen van OCS, omdat het meestal gaat om duistere zorgen en twijfels over iemands identiteit.

Wat gebeurt er in de hersenen?

Een hersengebied dat vaak in verband wordt gebracht met OCS is de basale ganglia. Dit is een verzameling structuren onder de hersenschors. Het gebied maakt gewenst gedrag mogelijk en stopt ongewenst gedrag. Zo voorkomt de basale ganlia bijvoorbeeld dat onze armen of benen onwillekeurige en oncontroleerbare bewegingen maken.

Samen met een ander hersengebied, de thalamus, vormt het veel verbindingen met een gebied aan de voorkant van de hersenen. Dit gebied, dat ook wel de prefrontale cortex wordt genoemd, is betrokken bij planning, denken en bewustzijn. Onderzoekers vermoeden dat bij mensen met OCS de basale ganglia niet goed werkt waardoor er in de prefrontale cortex ongewenste gedachten worden gevormd.

Behandeling

OCS wordt meestal behandeld met (cognitieve) gedragstherapie. Met verschillende oefeningen wordt dan geprobeerd om de obsessies en dwanggedachten te verminderen of te verhelpen. Het meest effectief is om de gedragstherapie te combineren met bepaalde geneesmiddelen in de vorm van antidepressiva (SSRI’s). Wanneer deze behandelvormen niet aanslaan, kan een patiënt behandeld worden met diepe hersenstimulatie. Hierbij wordt een elektrode in een bepaald hersengebied geplaatst. De elektrode wordt verbonden met een zenuwstimulator die ergens anders in het lichaam onder de huid wordt geplaatst. De stimulator geeft elektrische stroompjes af die via de elektrode de hersenactiviteit beïnvloeden. Zo lang de diepe hersenstimulatie actief is zullen de dwanghandelingen worden onderdrukt en kunnen patiënten een zo normaal mogelijk leven leiden. Wanneer de hersenstimulatie wordt uitgeschakeld zullen de symptomen terugkeren.

Onderzoek

Er wordt veel onderzoek gedaan om te begrijpen hoe OCS werkt. Bij het Herseninstituut bestuderen we zowel de activiteit van gezonde basale ganglia als ontregelde activiteit om zo vast te stellen waar het probleem zich specifiek voordoet. De onderzoeksgroep van Ingo Willuhn gebruikt knaagdiermodellen om OCS beter te begrijpen en om biomarkers in de hersenen te identificeren. Biomarkers zijn biologische aanwijzingen dat iemand een ziekte heeft of zal krijgen. Als we weten waar we op moeten letten kunnen we in de toekomst de biomarkers gebruiken om menselijke OCS-patiënten te helpen. In het Amsterdam UMC meet en behandelt de onderzoeksgroep van professor Damiaan Denys op dit moment al hersenactiviteit bij menselijke OCS-patiënten. Door de uitkomsten van deze onderzoeken te combineren hopen we dat behandelingen voor OCS binnen bereik zijn.

De tekst is gebaseerd op een artikel van Brainfacts.org
Foto: scientificanimations.com

Steun ons werk

De Stichting Vrienden van het Herseninstituut ondersteunt baanbrekend hersenonderzoek. U kunt ons daarbij helpen.

Steun ons werk